Het nieuwe GLB trad begin 2023 in werking. Eén van de voorwaarden om korting te voorkomen op de uitbetaling van de betalingsrechten, is het inzetten van niet-productieve arealen en elementen. In 2023 gold een uitzonderingsregel: het telen van graangewassen, aardappelen of groenten werd beschouwd als het inzetten van braakliggend land. Hierdoor konden heel veel bedrijven vlot voldoen aan deze conditionaliteit. In 2024 bestaat deze uitzonderingsregel niet meer, en zal het veel moeilijker worden om er aan te voldoen.
Er zijn 2 mogelijkheden om te voldoen aan het niet-productief areaal (NPE) binnen deze conditionaliteit “Biodiversiteit op landbouwbedrijven” (GLMC 8):
Volgende arealen en elementen komen in aanmerking als NPE: braakliggend land, houtkanten, hagen en heggen, groep van bomen, bomenrijen, sloten, 1 meter teeltvrije stroken langs oppervlaktewaterlichaam, akkerranden en bufferstroken, poelen en vanggewassen. Niet elke landbouwer zal voldoende van deze NPE in gebruik hebben in 2024. Je kan dit oplossen door bv. braak te leggen of door hagen of heggen, houtkanten, bomenrijen of groepen van bomen aan te planten, of door bufferstroken en akkerranden aan te leggen. Hou hier al rekening mee voor je teeltplan 2024.
De aanleg van akkerranden en bufferstroken kunnen dus helpen om aan de voorwaarden te voldoen. Dit dient als een apart perceel ingetekend te worden in de verzamelaanvraag. De akkerranden en bufferstroken dienen minstens 1 meter breed te zijn en grenzen aan eigen bouwland. De oppervlakte is kleiner dan de oppervlakte van het aangrenzend perceel. Er is een spontane vegetatie of inzaai van een gewas. Bemesting is niet toegelaten (uitgezonderd begrazen) en enkel indien de strook te onderscheiden is van de aangrenzende teelt mag het begraasd of gemaaid worden. Bij inzet van akkerranden en bufferstroken als NPE, komen deze niet in aanmerking voor het afsluiten van een ecoregeling Bufferstroken.
Lees hier alle info over de NPE.
Voor de aanleg van hagen, heggen, houtkanten of bomenrijen kan je trouwens steun aanvragen binnen VLIF niet-productieve investeringen (NPI). Het steunpercentage bedraagt 100% van de investering.
Voor het teeltplan 2024 kan ook de conditionaliteit “Gewasrotatie op bouwland” (GLMC 7) van belang zijn.
Enerzijds geldt vanaf 2024 op bedrijfsniveau de voorwaarde dat 1/3de van het areaal bouwland ofwel een andere hoofdteelt moet zijn ofwel na de hoofdteelt van voorgaande jaar een nateelt gedurende minstens 12 weken dient aangehouden te worden. Hou ook hier rekening mee voor het teeltplan van 2024.
Anderzijds geldt vanaf 2025 op perceelniveau dat nooit 4 jaar na elkaar dezelfde hoofdteelt mag geteeld worden. Alhoewel deze voorwaarde pas in 2025 in voege gaat, is het aangeraden om ook hier al rekening mee te houden in het teeltplan 2024.
Lees hier alle info rond gewasrotatie.
Tot slot: De voorbije jaren slaagde het Departement Landbouw en Visserij er steeds in om eind oktober het voorschot op de basisbetaling en de premie jonge landbouwers uit te betalen. Dit jaar zullen de eerste betalingen pas in december worden uitgevoerd.
Lees hier alles over de inkomenssteun voor jonge landbouwers in 2023.
Misschien heeft u onlangs een e-mail ontvangen van de Mestbank om aan te geven of er verplichte nitraatresidustaalnames nodig zijn op een of meerdere van jouw percelen.
Sinds de start van MAP6 in 2019 wordt Vlaanderen ingedeeld in vier gebiedstypes. Op basis van de waargenomen evoluties in de waterkwaliteit zou deze verdeling elke 2 jaar worden geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd.
Vanggewassen kunnen ingezaaid worden om te voldoen aan de verplichtingen van MAP 6 en de conditionaliteiten binnen het nieuwe GLB.