(Te) streng vergunningenbeleid? Ook zuivere opfok van paarden op de helling geplaatst

Het vergunningenbeleid blijft voor de nodige uitdagingen zorgen. De vergunningsaanvragen komende van de paardenhouders worden steeds vaker met argusogen bekeken. Vanuit de overheid wenst men een duidelijk onderscheid te maken tussen de recreatieve paardenhouder en de professionele paardenhouder. Dit duidelijk onderscheid vertaalt zich in de praktijk steeds vaker in het uitsluiten van alle aanvragen met uitzondering van deze van een bestaande en voldoende grote fokkerij… 

Wat is landbouw? 

Wat is landbouw? De eerste en teglijkertijd meest belangrijke vraag bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag voor de paardenhouder in agrarisch gebied. En toch loopt het hier reeds spaak. 

De regelgeving omschrijft de mogelijkheden voor de landbouwer als volgt:  


4.1. De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. 

                Landbouw in de ruime zin omvat zowel akkerbouw als veeteelt. Een paardenhouderij valt onder de noemer “para-agrarisch bedrijf”. Dit begrip wordt in de regelgeving niet verder gedefinieerd. Bijgevolg moet aan de hand van specifieke gegevens van de aanvraag worden beoordeeld  of er een voldoende grote link is met de landbouw.

                Daarnaast biedt ook een omzendbrief de nodige richtlijnen hieromtrent. Een omzendbrief heeft geen bindende kracht, maar bevat wel belangrijke richtlijnen vanuit de overheid om de regelgeving toe te passen. 

                Wat betreft de paardenhouders stelt de bewuste omzendbrief:

                Stallen voor paardenhouderijen met minstens 10 paarden, waarbij de hoofdactiviteit is gericht op het fokken en/of houden van paarden en eventueel bijkomend op het africhten, opleiden en/of verhandelen ervan, en, afhankelijk van de omvang van de paardenhouderij als activiteit, inclusief de aanhorigheden.
                Een aanvraag als paardenhouder in agrarisch gebied moet aldus 1) uitgaan van een professionele activiteit, 2) een voldoende grote link met de landbouw kunnen aantonen en 3) minstens 10 paarden betreffen. 

                Opfokstal?

                De opfok van paarden kan je op verschillende wijzen omschrijven. Eenvoudig kunnen we stellen dat dit een plek is waar veulens los van de moeder worden geplaatst in kuddes. De paarden groeien op en worden verzorgd tot zij als volwassen paard verder kunnen worden ingezet voor een specifiek doel. 

                Een opfokstal kan geplaatst worden in functie van de eigen fokkerij. In de praktijk worden paarden vaak bij externen in opfok geplaatst. Indien een opfokstal wordt voorzien voor de eigen gefokte paarden, dan kan hiervoor een vergunning worden verkregen. De opfok horende bij een fokkerij wordt immers aanvaard als een para-agrarische activiteit. Er wordt immers voorzien in het grootbrengen van het eigen gefokt vee. 

                Indien een opfokstal wordt voorzien voor de opfok van paarden die niet in eigendom behoren van de aanvrager van de vergunning, wordt dit een probleem. Het principe van de opfok blijft ongewijzigd, maar gezien het geen eigen paarden betreft, wordt dit het voorbije jaar steeds vaker niet meer aanvaard. De reden hiertoe zijn de volgende:

                • Het departement landbouw en visserij stelt simpelweg dat de opfok van paarden van derden niet als een agrarische of para-agrarische activiteit gezien kan worden.

                Het departement landbouw en visserij is een adviesinstantie die steden, gemeenten en provincies adviseert omtrent vergunningsaanvragen.

                • Het departement landbouw en visserij verwijst sinds kort naar een arrest van de Raad van State, waarin gesteld zou worden dat het houden van paarden van derden op basis van de omzendbrief (zie hierboven) niet voldoende is om een vergunning te verlenen. 

                Dit arrest bevat echter enkel een algemene beoordeling betreffende één specifieke aanvraag en bevat geen inhoudelijke aftoetsing van de regelgeving ten opzichte van een specifiek dossier. Het enige wat uit dat arrest kan worden afgeleid is dat iedere aanvraag in concreto moet worden beoordeeld. 

                • Bepaalde vergunningverlenende overheden gaan zelf niet over tot een beoordeling van het dossier, maar gaan zich automatisch aansluiten bij de adviesinstanties. Anderen gaan dit nog aanvullen met een eigen motivatie waarin wordt gesteld dat niet wordt aangetoond dat de opfok van paarden een link heeft met de landbouw. 

                • Nochtans betreft het grootbrengen van jonge paarden, het grootbrengen van dieren uit de “veestapel” en zodoende dus een even grote landbouwactiviteit als het grootbrengen van runderen of varkens. Ook bevat dit een voldoende link met de landbouw gezien de dieren worden verzorgd, gevoederd, gestald en op de weide geplaatst worden. Vaak heeft de aanvrager ook landbouwmaterialen ter beschikking om de stallen en de weiden te onderhouden. Wanneer wordt voorzien in loopstallen, opslagruimte voor voeders en stalling van landbouwmateriaal, kan dan ook geen twijfel bestaan over het feit dat de opfokstal als para-agrarisch beschouwd moet worden. 


                Iedere vergunningsaanvraag voor de paardenhouder dient op vandaag met de nodige voorzichtigheid te worden opgemaakt. Het is uitermate belangrijk een dossier goed te onderbouwen, te motiveren en te voorzien van voldoende bewijsstukken. 
                Afhankelijk van de instantie die jouw aanvraag beoordeelt, krijg je een positieve of negatieve beslissing. Zo oordeelt elke gemeente en stad, maar ook elke Deputatie (bij een aanvraag in beroep) op hun eigen manier een dossier. 
                Jammer genoeg blijken zelfs de meest onderbouwde en uitgewerkte dossiers niet altijd opgewassen tegen het vaak (te) strenge oordeel van de adviesinstanties en/of vergunningverlenende overheden.

                De toekomst? 

                Wat betekent dit voor de toekomst? Kunnen we nog vergunningsaanvragen indienen voor de paardenhouders zoals de uitbater van een opfokstal? Zeker en vast. De regelgeving is niet veranderd, zodat zonder wijziging van de regelgeving ook niet zomaar een ommezwaai kan gebeuren in de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor paardenhouders. 

                Een duidelijk standpunt vanuit de Vlaamse Regering kan hierin soelaas bieden. Recent stelde minister Zuhal Demir nog uitdrukkelijk dat paardenfokkerijen inclusief opfok en africhtingsstallen en paardenmelkerijen thuishoren in agrarisch gebied. 

                Wat betreft de vraag naar ruimte voor de paardensector is het belangrijk het onderscheid tussen paardenfokkerijen enerzijds en paardenhouderijen en manèges anderzijds voor ogen te houden. De regelgeving en de rechtspraak geven duidelijk aan dat paardenfokkerijen (incl. opfok- en africhtingsstallen en paardenmelkerijen) als zone-eigen in het agrarisch gebied beschouwd worden. 
                Een standpunt dat dan weer wordt tegengesproken door het departement landbouw en visserij dat onder de bevoegdheid van minister Hilde Crevits valt. 

                Er moet opnieuw teruggegaan worden naar een beoordeling van de vergunningsaanvragen conform de geldende regelgevingen en omzendbrieven. Indien de overheden strenger wensen op te treden dan dienen hiervoor de nodige officiële stappen worden genomen binnen het beleid of binnen het regelgevend kader. Op vandaag wordt immers (te) streng geoordeeld ten koste van de professionele paardenhouder. 


                DEEL DIT BERICHT:

                Recente projecten