MAP 6: Wijzigingen ten opzichte van MAP 5 voor paardenhouders

Zoals je misschien al hebt vernomen, werd MAP 6 recent definitief goedgekeurd door het Vlaams Parlement. MAP staat voor MestActiePlan. Hierin is alle wetgeving vervat met als doel de nutriëntenverliezen uit land- en tuinbouw te reduceren en zo de waterkwaliteit te verbeteren, zoals verplichtingen met betrekking tot mestbankaangifte, mestvervoer,  uitrijregeling, enz. Deze wetgeving is ook voor vele paardenhouders van toepassing. Ten opzichte van MAP 5 zijn er verschillende zaken veranderd. Hieronder vind je een overzicht van de wijzigingen die van belang zijn voor de paardensector.

Een van de belangrijkste wijzigingen is dat men “gebiedstypes” heeft ingevoerd. Elke afstroomzone van een waterloop wordt onderverdeeld in een gebiedstype. Er zijn vier gebiedstypes mogelijk, gaande van 0 tot 3. Het type waar de afstroomzone onder valt is afhankelijk van de waterkwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in deze regio. Hoe slechter deze kwaliteit, hoe hoger de zone wordt ingedeeld, waarbij type 3 percelen onder de strengste maatregelen vallen. Een bedrijf kan dus percelen hebben in verschillende gebiedstypes, waarop verschillende maatregelen van toepassing zijn.

Zo gelden er bijkomende maatregelen voor percelen die gelegen zijn in type 2 en 3, de oranje en rode gebieden (zie onderstaande kaart). Een van de maatregelen is dat op deze percelen enkel bemest mag worden als de landbouwer tot wiens bedrijf het perceel behoort, ook de hoofdteelt verbouwt op dit perceel. Meestal is dit bij paardenhouders wel het geval.




Ook de uitrijregeling van mest (= de periodes waarin mest mag worden uitgereden) wijzigt in MAP 6. Zo mogen meststoffen type 1, waaronder stalmest valt, niet uitgereden worden van 1 november tot en met 15 januari. In MAP 5 kon nog met stalmest bemest worden t.e.m. 15 november. De enige uitzondering hierop is wanneer men, onder bepaalde voorwaarden, stalmest uitrijdt op percelen waar fruitbomen worden geteeld. Dit is wel het hele jaar door toegestaan. Vanaf MAP 6 mogen alle vormen van paardenmest ook niet- emissiearm worden uitgereden. In het vorige MAP was dit al het geval voor stalmest. Men heeft nu specifiek paardenmest toegevoegd, zodat ook mest met vlas of houtkrullen onder deze bepaling valt. Niet-emissiearm betekent dat het niet verplicht moet worden ondergewerkt, wat wel moet voor de meeste andere mestsoorten.

Indien je mest, bijvoorbeeld rundermengmest, laat brengen naar jouw graslanden, is dit niet toegestaan van 15 augustus tot en met 15 februari. Voor vloeibare mest die nog na 1 augustus wordt uitgereden dient het transport te gebeuren door een erkend mestvoerder met een AGR-GPS systeem zodat de mestbank exact weet waar en wanneer deze mest is uitgereden.

Verder zijn ook de bepalingen van opslag van stalmest op de kopakker lichtjes gewijzigd. Ter compensatie van de verkorte uitrijperiode wordt de opslag van stalmest toegelaten gedurende de volledige winter en dit op voorwaarde dat de opslag afgedekt wordt op een luchtdoorlatende, semipermeabele wijze, die verhindert dat er regenwater kan insijpelen. Niet afgedekte stalmest mag zoals in MAP 5 enkel op de kopakker waar de mest zal uitgespreid worden opgeslagen worden vanaf 15 januari tot en met 31 oktober en max. 2 maand voor het spreiden.

De afstandsregels voor deze opslag zijn ongewijzigd gebleven, namelijk 10m van waterlopen en perceelsgrenzen en 100m van woningen van derden en publiek toegankelijke gebouwen.

Een nieuwe definitie in MAP 6, waar ook sommige paardenhouders onder kunnen vallen, is het circulair stalmestbedrijf. Een circulair stalmestbedrijf is een bedrijf waarvan minimaal 90% van de dierlijke mestproductie  uit stalmest bestaat en waar minimaal 90% van de geproduceerde stalmest op de tot het bedrijf behorende percelen wordt opgebracht. Indien je een circulair stalmestbedrijf bent, wordt bij bemesting van percelen, ongeacht de fosfaatklasse, maar 50% van de hoeveelheid fosfaat in rekening gebracht. Deze maatregel heeft als doel om de productie van stalmest, ten opzichte van de andere mestvormen, te stimuleren. Belangrijk is hierbij dat de geproduceerde mest wel degelijk op de percelen wordt gebracht en dus bijvoorbeeld niet wordt opgehaald voor verwerking.

De twee laatste puntjes hebben betrekking op het bijhouden van een register. Dierregisters moesten in het verleden al maandelijks worden bijgehouden, al werd dit niet op elke paardenhouderij gedaan. Echter vanaf 1/7/2020 zullen deze registers digitaal moeten worden doorgestuurd naar de mestbank. Ook moet er een kunstmeststoffenregister bijgehouden worden van aankoop en gebruik van kunstmest, dit tot op perceelniveau. Het moet duidelijk zijn welke hoeveelheid van welke meststoffen op welk perceel zijn gebracht. Ook meststofhandelaren moeten een register van verkoop van kunstmest bijhouden, waardoor kruiscontrole mogelijk is.

Dit zijn summier de belangrijkste wijzigingen die ook op paardenhouders betrekking hebben. Mocht je hieromtrent nog vragen hebben, aarzel dan niet om contact op te nemen met je DLV-adviseur.




DEEL DIT BERICHT:

Recente projecten