Inplanting nieuwe bedrijven in landschappelijk waardevol agrarisch gebied opnieuw onder druk

Nieuwe vergunningen voor bedrijven die worden ingeplant in Landschappelijk waardevol agrarisch gebied waren al langer een moeilijk gegeven. Dergelijke gebieden betreffen landelijke gebieden die in het gewestplannenbesluit van 1972 aangewezen werden in overdruk op de agrarische gebieden.

 Met een wijzigingsdecreet van 30 december 2017 werd een artikel (5.7.1. VCRO) toegevoegd aan de codex ruimtelijke ordening waarin uitdrukkelijk werd gesteld dat ontwikkelingen in deze gebieden wel degelijk vergunbaar zijn, op voorwaarde dat het aangevraagde landschappelijk inpasbaar is in het gebied.  

De afweging of het aangevraagde landschappelijk inpasbaar is, kan een beschrijving van maatregelen bevatten ter bevordering van de landschapsintegratie met betrekking tot de inplanting, gabarit, architectuur, aard van de gebruikte materialen en landschapsinkleding. Ook de mate waarin het landschap gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van bestaande bedrijven heeft hierin een bepalende rol.

Deze regeling trad in werking op 30 december 2017 en is ook van toepassing op lopende dossiers.


Verandering sinds 17 oktober 2019

In meerdere arresten interpreteerden de Raad van State en de Raad voor Vergunningsbetwistingen de overdruk ‘landschappelijk waardevol’ in het oorspronkelijk gewestplan, op een zeer terughoudende wijze.  Het oorspronkelijke gewestplanvoorschrift staat bebouwing in deze gebieden nochtans toe, mits ze de ‘schoonheid van het landschap niet in gevaar brengen’.  

Artikel 94 van de Codextrein verduidelijkte dat in ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’ wel bebouwing mogelijk is, op voorwaarde dat het aangevraagde landschappelijk inpasbaar is in het gebied (artikel 5.7.1 VCRO).  

Bij arrest nr. 145/2019 dd. 17 oktober 2019 heeft het Grondwettelijk Hof deze regeling vernietigd, vooral op basis van de beoordeling dat deze zaken de bescherming van het landschap en het gezond leefmilieu in gevaar brengt.

Deze vernietiging heeft tot gevolg dat voor de beoordeling van vergunningsaanvragen voor handelingen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied moet worden teruggevallen op het oorspronkelijke gewestplanvoorschrift.

Dit gewestplanvoorschrift staat bebouwing in deze gebieden toe, mits ze de ‘schoonheid van het landschap’ niet in gevaar brengen.  Met andere woorden dient er geval per geval getoetst te worden aan de schoonheidswaarde van het landschap ter plaatse. Dit is echter een vrij subjectief gegeven waardoor een grondige motivatie noodzakelijk is.



DEEL DIT BERICHT:

Recente projecten