Derogatie in MAP 6: wat en hoe?

Met het invoeren van het nieuwe MAP 6, moest ook de ‘derogatie’ opnieuw goedgekeurd worden. Dankzij derogatie kunnen landbouwers -rekening houdende met diverse voorwaarden- op bepaalde percelen meer dierlijke mest opbrengen dan de maximale bemestingsnorm van 170 kg N per ha. Op 6/09/2019 werd de ‘nieuwe’ derogatie goedgekeurd door de Vlaamse overheid.  

Wat werd gewijzigd?  

  • Fosfaat uit kunstmest mag toegepast worden op percelen met een fosfaatklasse I of II. 

  • Het scheuren van grasland is toegestaan van 16/02 tot en met 30/04 en van 16/09 tot en met 31/10. Hierbij worden wel volgende voorwaarden opgelegd: 

    • Na het scheuren wordt binnen de 2 weken een gewas ingezaaid dat geen lage stikstofbehoefte heeft of dat geen leguminosen bevat. Dus ook geen grasklaver. Uitzondering hierop is het scheuren in het najaar op zware kleigrond, hierna moet geen gewas ingezaaid worden binnen de 2 weken. 

    • Op niet-zware kleigrond mag in het najaar enkel gescheurd worden indien binnen de 2 weken nieuw gras wordt ingezaaid. 

    • Bij het scheuren van blijvend grasland mag geen bemesting worden opgebracht met uitzondering van de teelten granen, koolzaad, bieten, grasland en spruitkool mits een stikstofanalyse met bemestingsadvies wordt genomen waarbij het advies geldt als bemestingsnorm 

  • Uiterlijk 14 dagen na de oogst van tarwe en triticale moet een vanggewas ingezaaid worden en dit ten laatste op 15 september. 

  • De beperking voor het gebruik van effluent tot max. 15 ton/ha wordt geschrapt. 

  • De attesten voor dunne fractie of effluent worden geschrapt, maar de producten moeten steeds voldoen aan de eisen zoals opgelegd tijdens MAP 5. 

  • Effluent mag enkel afkomstig zijn van een mestverwerkingsinstallatie waarin enkel dierlijke mest werd verwerkt, dus géén spuiwater (of digestaat zoals reeds in MAP5). 

Dit zijn de belangrijkste wijzigingen t.o.v. van de derogatie zoals gekend in MAP 5.  


Aanvraag 

De aanvraag van derogatie bestaat uit 2 stappen: 

  • Aanvraag indienen via het mestbankloket uiterlijk op 15 februari. 

  • Op de verzamelaanvraag de percelen aanduiden waarop je derogatie aanvraagt. De verzamelaanvraag moet tijdig ingediend worden, nl. op 30 april. Aanpassingen aan de percelen kunnen nog gebeuren tot en met 31 mei. 


VOORWAARDEN 

Teelt 

Derogatie kan aangevraagd worden op percelen waar de teelt één van de volgende is: 

  • grasland, grasklaver met minder dan 50% klaver ingezaaid 

  • mais als hoofdteelt met vooraf één snede gemaaid en afgevoerd gras of snijrogge 

  • mais met gras als onderzaai 

  • wintertarwe als hoofdteelt gevolgd door vanggewas 

  • triticale als hoofdteelt gevolgd door vanggewas 

  • suikerbieten 

  • voederbieten 

Volgende gewassen komen in aanmerking als vanggewas: gele mosterd, bladrammenas, Facelia, Tagetes, voederkool, bladkool, Festulolium, Nyger, gras, raaigras, grasklaver (<50% klaver ingezaaid), zomerhaver, boekweit, Japanse haver, raapzaad, komkommerkruid, soedangras, zwaardherik , Sarepta mosterd, snijrogge, een mengsel van niet-vlinderbloemige groenbedekkers of andere niet-vlinderbloemige groenbedekkers. 


Extra voorwaarden met betrekking tot de teelt zijn: 

  • na de oogst van wintertarwe of triticale moet binnen de 2 weken (ten laatste 15 september) een vanggewas worden ingezaaid. Het vanggewas mag pas ingewerkt worden vanaf 15 februari. 

  • gras of snijrogge waarvan één snede wordt gemaaid en afgevoerd voor de teelt van mais, moet ten laatste op 30 november  ingezaaid zijn. Het gras mag niet gemaaid worden voor 1 april, snijrogge niet voor 15 maart. 

  • gras in onderzaai mag na de oogst van mais pas omgeploegd of ingewerkt worden vanaf 15 februari. 


Mest 

Dierlijke mest die op derogatiepercelen gebracht wordt, moet één van volgende soorten zijn: 

  • mest van runderen (behalve mestkalveren), paarden, geiten of schapen 

  • dunne fractie wordt beschouwd als derogatiemest indien wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden: 

    • N/P2O5 -verhouding minimaal 3,3 

    • Mag niet gemengd worden met dierlijke mest, kunstmest of een andere meststof 

    • Dunne fractie heeft geen andere behandeling ondergaan na het scheidingsproces 

    • De overeenkomstige dikke fractie wordt verwerkt in een verwerkingseenheid 

    • Dunne fractie is het resultaat van een scheiding met een mestscheider 

  •  derogatie-effluent wordt beschouwd als derogatie-effluent, indien voldaan is aan volgende voorwaarden: 

    • max 1kg N/ton en max 1 kg P2O5/ton 

    • effluent mag noch bij de aanvoer, noch bij de opslag gemengd worden met dierlijke mest, kunstmest of een andere meststof. Enkel bij het opbrengen mag het effluent gemengd worden met derogatiemest.

    • effluent is afkomstig van een verwerkingseenheid waar uitsluitend dierlijke mest aangevoerd wordt. 

De bemestingsnormen voor werkzame N en P2O5 van het mestdecreet blijven van toepassing.  

Dierlijke mest, kunstmest en andere meststoffen mogen op derogatiepercelen gebracht worden vanaf 16 februari tot en met 31 augustus, minimaal 2/3de van de derogatiemest moet voor 31 mei op het perceel gebracht worden. Deze voorwaarden zijn niet van toepassing bij het opbrengen van mest door begrazing.  

Op derogatiepercelen mag tevens geen P2O5 uit kunstmest worden toegediend. Met uitzondering van percelen met P-klasse I of II. 


Scheuren van grasland 

Deze voorwaarden gelden voor ALLE percelen van het bedrijf waar vorig jaar gras als hoofdteelt aanwezig was.  

Het scheuren van grasland is toegestaan van 16/02 tot en met 30/04 en van 16/09 tot en met 31/10. Hierbij worden volgende voorwaarden opgelegd: 

  • Na het scheuren wordt binnen de 2 weken een gewas ingezaaid dat geen lage stikstofbehoefte heeft of dat geen leguminosen bevat. Grasklaver is dus niet toegestaan. Uitzondering hierop is het scheuren in het najaar op zware kleigrond, hierna moet geen gewas ingezaaid worden binnen de 2 weken. 

  • Op niet-zware kleigrond mag in het najaar enkel gescheurd worden indien binnen de 2 weken nieuw gras wordt ingezaaid. 

  • Bij het scheuren van blijvend grasland mag geen bemesting worden opgebracht met uitzondering van granen, koolzaad, bieten, grasland en spruitkool mits een stikstofanalyse met bemestingsadvies wordt genomen waarbij het advies geldt als bemestingsnorm


Analyses 

1. Mest: 

Een analyse is verplicht voor mest van derden die naar een derogatiebedrijf gebracht wordt. De analyse moet gekend zijn op het moment van het transport. Stalen van varkensmengmest kunnen dus niet genomen worden bij het eerste transport naar een derogatiebedrijf, aangezien de resultaten reeds gekend moeten zijn op het moment van het transport. Daarbij moet de aanvoerder werken met het analysesysteem en zijn de analyses dus slechts 3 maand geldig.  

2. Bodem: 

Per begonnen schijf van 20 ha landbouwgrond van het bedrijf dient een analyse beschikbaar te zijn voor het fosfaatgehalte. Rekening houdend met jaar X als aanvraagjaar, dienen de stalen genomen te worden tussen 1 juni X-1 en 31 mei X.  

Indien je per begonnen schijf van 5 ha landbouwgrond van het bedrijf een analyse van het fosfaatgehalte hebt, uiterlijk genomen in het 4de jaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, voldoe je ook aan deze voorwaarde. 

Per begonnen schijf van 20 ha landbouwgrond van het bedrijf dient eveneens een analyses beschikbaar te zijn van de minerale stikstof. Deze bodemstalen dienen genomen te worden tussen 1 januari en 31 mei van het jaar X. 

Tussen 1 oktober en 15 november neem je op eigen initiatief en op eigen kosten een nitraatresidu-staal op een perceel dat geselecteerd wordt door de mestbank. 


Bemestingsplan 

Voor 15 februari dien je een bemestingsplan op te maken voor elk perceel of elke perceelsgroep van het bedrijf. Onder een perceelsgroep vallen percelen waarop hetzelfde gewas(combinatie) geteeld wordt en waarop hetzelfde beheer plaatsvindt. Aanpassingen aan de geplande bedrijfsvoering moeten binnen de 7 dagen na de wijziging aangepast worden in het bemestingsplan. Dit bemestingsplan bevat volgende gegevens: 

  1. Per diercategorie: de gemiddelde veebezetting, het staltype en de nettoproductie aan dierlijke mest in kg N en kg P2O5. 

  2. Per mestsoort: de opslagcapaciteit en de hoeveelheid die geproduceerd wordt in ton/m³, kg N en kg P2O5. 

  3. Per perceel of perceelsgroep: een schets van de ligging, de oppervlakte, de voorteelt, de hoofdteelt, de nateelt, derogatie of niet, de verwachte bemestingsbehoefte (kg N en Kg P2O5), de geplande bemesting per mestsoort (in ton/m³, kg N en kg P2O5) en de geplande bemesting door begrazing (kg N en kg P2O5) 

  4. De geplande aan- en afvoer van alle soorten mest (in ton/m³, kg N en kg P2O5) op bedrijfsniveau o.b.v. puntje 1,2 en 3. 

  5. De geplande hoeveelheid mest (in ton/m³, kg N en kg P2O5) per mestsoort die gebruikt wordt op bedrijfsniveau o.b.v. puntje 1,2 en 3. 

Dit bemestingsplan is steeds ter inzage aanwezig op het bedrijf. 


Gevolgen niet-naleven van de voorwaarden 

De gevolgen bij het niet-naleven van de voorwaarden zoals hierboven weergegeven zijn afhankelijk van de voorwaarde, maar je kan het volgende jaar ofwel geen derogatie aanvragen op percelen van eenzelfde perceelsgroep ofwel geen derogatie aanvragen op het volledige bedrijf. 

Percelen waarop in het voorgaande jaar een overschrijding van de eerste nitraatresidudrempelwaarde werd vastgesteld, komen het volgende jaar niet in aanmerking voor derogatie.  

Bezwaar tegen deze gevolgen/sancties kan ingediend worden bij het afdelingshoofd van de Mestbank en dit ten laatste op 31 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de gevolgen/sancties werden gepubliceerd op het Mestbankloket. 



DEEL DIT BERICHT:

Recente projecten